top of page

'De sublieme nietigheid van Greet Van Autgaerden' door Stef Van Bellingen 2010

Even - maar niet heel lang - heeft Greet Van Autgaerden (°1974) in haar jeugd getwijfeld veeleer biologie dan wel een kunstopleiding te gaan volgen. Van alle wetenschappen leunt biologie via de observatie het dichtst aan bij de beeldende kunsten, waar ze resoluut voor kiest. Tot vandaag blijft de ervaringswereld uit haar kinderjaren met de exploratie van de natuur een cruciale inspiratiebron. Uit haar kunstwerken spreekt de fascinatie van het bestaan: leven, dood, schepping en vergaan. 

De creatie van primaire bouwsels onder de gedaante van ‘kampen’ vormen het thema waar haar recente oeuvre zich rond oriënteert. Haar vroegste kunstwerken inspireren zich echter op het net vergane leven. Als kind leiden bescheiden expedities haar naar de bossen achter het ouderlijk huis en wat vooral beklijft tijdens deze escapades zijn de resten van dieren als egels, vogels, konijnen, kikkers of vissen in hun natuurlijke omgeving. Het leven schijnt dus niet eeuwig te zijn en om de overweldiging van deze gedachte te vatten legt Greet Van Autgaerden dit reeds op jonge leeftijd vast in tekeningen. Boeken over echte wetenschappelijke expedities met foto’s van vergane karkassen in de woestijn voeden haar prille beeldcultuur. Toch heerst in haar oeuvre geen  morbide of cynische ondertoon. Wat primeert is de fascinatie voor de ultieme schoonheid van het leven. Maar hoe brengt men de vergane felheid van het bestaan in beeld? 

De inhoudelijke keuze om het levende te grijpen heeft een invloed op haar  plastische evolutie en materiaalgebruik. Aanvankelijk schildert ze met acrylverf waardoor de schilderijen op het vlak van borstelsporen en schriftuur van een grote directheid en levendigheid verkrijgen. Tegelijk is de kunstenares een ‘pur sang’ coloriste, wat in dit geval ook letterlijk geïntepreteerd kan worden via haar liefde voor rood. Het is de kleur die Rubens al fascineerde en met rood voorzag hij zijn schilderijen zowel van compositorisch evenwicht als van de nodige spanning. Het verklaart haar evolutie in de richting van olieverf omdat dit grotere mogelijkheden geeft naar kleurkwaliteit toe en tal van nuanceringen mogelijk maakt in de verfhuid. 

Vele zeventiende eeuwse stillevens blijven voor Van Autgaerden echter te stoffig en doods zoals het begrip ‘nature morte’ zelf aangeeft. Om de intensiteit te verhogen domineren kleuren in het spectrum van rood en oranje. Die worden in dialoog gebracht en zelfs enigszins ‘geblust’ via glazige, wasachtig bleke tinten. In symbolische zin drukt de kunstenares uit wat de oude Grieken omschreven als het ‘acmè’ van het bestaan. Dit begrip verwijst naar het hoogtepunt en de intensiteit van het leven alvorens het verval zich manifesteert.  Van Autgaerden tracht die levenskracht uit te drukken via beenderen, vlees, karkassen, maar ook bloemen en planten. Van meet af aan is er steeds de drang geweest om op zeer grote formaten te werken. Bij voorkeur gaat de toeschouwer volledig op in de grote picturale velden die de kunstenares realiseert. 

Eenzelfde atmosfeer treft men eveneens aan in de recente kampen en primaire bouwsels die de kunstenares verbeeldt. Ondanks de chaos en relatieve vormeloosheid drukken deze constructies de primaire daad van het bouwen uit. Ze alludeert ermee op de de creatie van een eigen territorium, de wens tot privacy, de drang tot beschutting en zelfs overleven. Hoe onbetekend dergelijke plaatsen ook mogen zijn, in hun nietigheid allluderen ze op het sublieme van het menselijk bestaan. Het doet denken aan de Britse schrijver Dylan Thomas die de alledaagsheid of banaliteit van het bestaan trachtte te verwoorden omdat het grootste er in verscholen zit. De uitdaging van dit onderwerp ligt in de moeilijkheid om een ‘onbetekende’ plaats boeiend te visualeren. 

Vele van deze kampen ontstaan via de gratie van het geheugen en de persoonlijke herinnering. De kunstenares vroeg aan diverse personen om de kampen van hun jeugd te tekenen en geïnspireerd op deze informatie werkt ze haar gigantische tekeningen of schilderijen verder uit. Ze comprimeert in haar composities verschillende gezichtspunten, zoekt naar relaties tussen interieur en exterieur en situeert dit in een omgeving. De absolute grootte van de kunstwerken is van belang opdat men de constructie eerder fysiek zou ervaren dan ze louter te bekijken. Door het formaat dwaalt het ook op een andere manier doorheen het kunstwerk. Er zitten zaken in vervat die men niet bewust waarneemt bij een eerste oogopslag. In de fotografie introduceerde de Franse theoreticus Roland Barthes het begrip ‘punctum’ wat van bijzondere toepassing is op de schilderijen van Greet Van Autgaerden. Het verwijst naar de navel van de compositie, een punt dat emotioneel op ons werkt. Dit hoeft geen herkenbaar of narratief detail te zijn en kan zich amorf openbaren via een veeg, schaduw, kleur of dies meer. Het is deze eerder onnoembare of plastische kant van de beeldproductie die Greet Van Autgaerden in gans haar oeuvre nastreeft. 

 

Stef Van Bellingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bottom of page